Maya- Matthea van Staden (1970)
Voor Tai Chi is de lichaamsbouw niet belangrijk. Iedereen kan Tai Chi leren en beoefenen. Diversiteit in leeftijd en lichaamsbouw zie ik zelfs als een verrijking voor de groep. Verschillen ondersteunen ons in ons onderzoek naar hoe krachtig de zachte kracht werkelijk is.
Als middelbare scholiere maakte ik voor het eerst kennis met een martial arts had les in Pencak Silat - een Indonesische vechtkunst. Deze vechtkunst beoefende ik ruim tien jaar. De training waren fysiek zwaar en intensief. Dat vond ik toen wel fijn. Ik was gemiddeld 6 uur per dag aan het trainen (naast veel en regelmatig Indisch eten). Gedurende mijn studie Culturele Antropologie kwamen de training steeds meer op de achtergrond. Het werd voor mij toch te lastig om beide activiteiten te combineren.
Aandacht voor beweging hield ik wel. Binnen mijn studie van de Mongoolse cultuur, interesseerde ik mij voor de muziek en nomadische dansen uit Mongolië waarin ook verrassend veel martiale bewegingen te herkennen zijn. En ik herinner mij nog les te hebben gegeven aan muziekdocentes van het dans en muziekcollege in Ulaanbaatar - Mongolië. Ik was daar voor mijn veldwerk-onderzoek en studie. Het was hartje winter en echt koud. Ook in het schoolgebouw was het koud. Om warm te blijven gingen we speels bewegen - martiale bewegingen uit de Pencak Silat maar dan veel rustiger. Dat hielp wel om ons op de been te houden.
Met Tai Chi kwam ik pas veel later in aanraking, in een periode dat ik merkte dat ik de fysieke ruimte en levendigheid die ik via de Pencak Silat had opgebouwd kwijt begon te raken.
Ik vond geen evenwichtigheid meer in mijn bewegingen. Bewegen was zelfs pijnlijk geworden. Bij het sluiten van mijn ogen kon ik mijn eigen lichaam niet meer als geheel visualiseren. Alsof een deel van mijn fysieke systeem was afgesloten vanwege de pijn. Niet meer en steeds minder bewegen, wist ik, was geen optie. De bewegingstaal van de Tai Chi herkende ik en binnen de kaders van de gegeven lessen vond ik de mogelijkheid mijn lichaamsgevoel weer geleidelijk op te bouwen en de Tai Chi bewegingen te eigenen. Bijzonder, dat principes ontwikkelt als vechtkunst mensen kan ondersteunen in de gezondheid.
Vroeger had ik Tai Chi maar duf en saai gevonden. De Silat was theatraal, extrovert en voerde we uit op muziek. Als vechtkunst waren de oefeningen heel direct. Tai Chi leek daarbij op het zomaar doelloos wapperen met de armen - zonder al teveel inspanning.
Achteraf was ik behoorlijk naïef met mijn mening, zeker waar het de originele Yang Stijl aangaat. De Tai Chi die wij leren is zeer rijk en verfijnd. Geen enkele beweging is doelloos. We ontwikkelen een mentale helderheid en richting in handelen.
Master Chu deelt zijn kennis en kunde uit de Yang-familie royaal met zijn leerlingen. En de eerste meesterleerlingen die hij heeft opgeleid hebben zelf al grote scholen opgebouwd. Zij bieden ons de mogelijkheid om ons steeds verder te verdiepen en de nuances te leren kennen. Het is een bijzondere ervaring hoe een bewegingen die je al jaren op een bepaalde manier doet, wezenlijk anders gaan aanvoelen en lichtheid brengen door een ‘kleine’ verandering van aandacht of toepassing.
In mijn keuze voor lessen bij de ITCCA ben ik niet gaan shoppen of vergelijken. Het was bij toeval een kennis die me op het bestaan van de school wees. Achteraf vind ik dat ik zeer veel geluk heb gehad dat ik bij Martin Klett in Amsterdam op les kwam. Naast de lessen bij Martin Klett volk ik regelmatig week-end en zomercursussen bij Andreas Heyden (Keulen) en workshops naar de examens bij Master Chu. Van de lessen van mijn partner Stefan en onze gezamenlijke trainingen leer ik ook voortdurend. Het delen van vragen en fascinaties en het samen oefenen werkt aanstekelijk.